7 juni 2020 – Finale kwijting

In overeenkomsten wordt vaak afgesproken dat men elkaar “finale kwijting” verleent. De bedoeling van zo’n afspraak is dat partijen – meestal na uitvoering van de overeengekomen verplichtingen – niets meer van elkaar te vorderen hebben.

Het is belangrijk om de tekst van een finaal kwijtingsbeding nauwkeurig te formuleren. In de praktijk ontstaat nogal eens discussie over wat er onder de finale kwijting valt. En dan moet er uiteindelijk een rechter aan te pas komen, om het beding uit te leggen.

Ik noem nog drie aspecten om te onthouden:

  1. Een finaal kwijtingsbeding in een overeenkomst (meestal een vaststellingsovereenkomst) is niet hetzelfde als “het verlenen van kwijting”. In dit laatste geval wordt doorgaans een kwitantie verstrekt, dat wil zeggen een bewijs waaruit blijkt dat er betaald is.
  2. Duidelijk moet blijken op welke onderwerpen de finale kwijting betrekking heeft. Wordt enkel afstand gedaan van vorderingen die voortvloeien uit het achterliggende geschil? Of is de bedoeling dat het ruimer is, waarbij afstand wordt gedaan van alle vorderingsrechten die partijen op dat moment ten opzichte van elkaar (kunnen) hebben? Of gaat het zelfs over eventuele toekomstige vorderingen?
  3. Dient de finale kwijting direct in te gaan na de ondertekening van de (vaststellings)overeenkomst, of pas nadat bepaalde overeengekomen verplichtingen zijn uitgevoerd?

Meer weten over finale kwijting? Ik denk graag mee.